Haggai 1:2-8
‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Dit volk beweert dat de tijd nog niet gekomen is om de tempel van de HEER weer op te bouwen. Maar,’ zo sprak de HEER bij monde van de profeet Haggai, ‘is de tijd dan wel gekomen om zelf in mooi afgewerkte huizen te wonen? En dat terwijl mijn huis nog een ruïne is! (…) Welke weg zijn jullie ingeslagen? Denk toch na! Jullie hebben veel gezaaid maar weinig geoogst; jullie eten maar raken nooit verzadigd, jullie drinken maar nooit is het genoeg, jullie kleden je maar krijgen het nooit warm; de dagloner krijgt zijn geld maar het verdwijnt in een beurs vol gaten. (…) Welke weg zijn jullie eigenlijk ingeslagen? Ga naar de bergen, haal daar hout en bouw mijn huis weer op. Met vreugde zal ik het aanvaarden en er mij in al mijn luister tonen – zegt de HEER.
In onze kerk gebruiken we een veel herhaalde zin: wanneer jij Gods huis bouwt, dan zal Hij jouw huis bouwen. Deze zin komt niet uit een boek van een motivational speaker, het is geen slogan om de arm achter de rug van onze vrijwilligers te draaien, en het is ook geen mooi-weer-belofte. Het komt rechtstreeks uit de Bijbel. En het werkt.
Er zijn zoveel mensen die het Huis van God als een aanbouw aan hun leven zien, als een soort dakkapel die toegevoegd is aan hun bestaan. Wanneer het niet te druk is dan gaan ze op bezoek in de dakkapel. Maar wij hebben gezien dat mensen wiens leven draait om het Huis van God, dat voor hen geen moeite teveel is, en dat zij gezegend worden in hun eigen huis. Omdat zij het liefst wonen in Zijn Huis.
Hoe zie jij Gods Huis? Ik zie haar graag als een stralende Bruid, bovenop een rots. De Bruid waar alles in mijn bestaan om draait. Het middel van God voor een verloren wereld. Dus ‘ik en mijn huis, wij zullen de Here dienen’.