Johannes 6:56 en 57 Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik blijf in hem. De levende Vader heeft mij gezonden, en ik leef door de Vader; zo zal wie mij eet, leven door mij.
In bovenstaande tekst lezen we een vooraankondiging van wat later bekend zal worden als het laatste avondmaal. De Joden hebben net een wonderbaarlijke spijziging gehad waarbij ze hun buikjes rond hebben gegeten.
Jezus geeft aan dat het lichaam zonder geest en leven dood is. Daarbij geeft Jezus aan dat Hij het brood is dat uit de hemel is neergekomen. Hij is leven en Geest wat nodig is voor een eeuwig leven. We zullen hem moeten eten om levend te worden.
Door dus deel te nemen aan het avondmaal eten we Jezus en beseffen ons dat we Jezus nodig hebben om tot leven te komen. Het brood dat we eten vertegenwoordigt het lichaam van Jezus. Hij is leven omdat Hij van de levende Vader komt. Jezus geeft het leven van de Vader (dat is God) door aan ons. Het beetje druivensap wat we daarbij drinken vertegenwoordigt het bloed van Jezus dat voor ons gevloeid heeft. Jezus stierf aan het kruis voor onze fouten. Door het druivensap te drinken erkennen we dat we Zijn vergeving voor ons leven nodig hebben. Door Zijn dood kunnen wij nu leven.