Lucas 10:20-23b ‘Verheug je er echter niet over dat de geesten zich aan jullie onderwerpen, maar verheug je omdat jullie naam in de hemel opgetekend is. (…) Gelukkig de ogen die zien wat jullie zien!’
De leerlingen van Jezus waren maar wat blij. Demonen hadden zich aan hun onderworpen, zieken waren genezen en wonderen gebeurden overal waar ze kwamen. Toen ze dit vol enthousiasme aan Jezus kwamen vertellen nuanceerde hij voor ze wat nou echt belangrijk is in het leven.
Soms zijn we heel blij met de dingen van God, terwijl we veel blijer zouden moeten zijn met het feit dat we zelf van God zijn. We kunnen enthousiast worden als we van God voorziening ontvangen, bijvoorbeeld een baan of een huis dat we op wonderbaarlijke wijze verkrijgen. We zijn blij als door ons toedoen mensen worden genezen of bevrijd. Maar de ware blijdschap die we altijd voor ogen moeten houden, de zegen die alle andere zegen ontstijgt, is het feit dat onze ogen iets zien wat anderen niet zien.
Jij ziet Jezus zoals hij werkelijk is. Jij mag met hem een relatie hebben. Hij heeft jou uitgekozen om Hem te kennen.
Hem kennen. Dat is de ware zegen.