Deuteronomium 22:1-3
Als je een weggelopen koe, schaap of geit van iemand anders vindt, moet je het dier terugbrengen. Je mag het dier niet aan zijn lot overlaten. Als de eigenaar niet bij je in de buurt woont, of als je niet weet van wie het dier is, dan moet je zelf voor het dier zorgen. […] Je mag niet doen alsof je niets gezien hebt. De Heer wil dat jullie het zó doen. (BB)
De titel van hoofstuk 22 wordt in sommige bijbelvertalingen vertaald met: “Wetten om vriendelijk en puur te zijn”. Zelf vind ik het bijzonder dat we in een God geloven die zijn volk wilt leren hoe we vriendelijk en puur naar elkaar kunnen zijn, en hoe we met elkaar horen om te gaan.
God vindt dit voor het Joodse volk zelfs zo belangrijk dat dit geen adviezen zijn, maar wetten om aan te houden!
We leven in een tijd waarin we minder snel verdwaalde koeien schapen of geiten tegen komen. Er ontstaan echter nog steeds genoeg situaties waarin wij de ander kunnen helpen.
Hoe vaak lopen we niet met oogkleppen op en zien we (bewust) niet waar een ander doorheen gaat?
De laatste zinnen van vandaag leren ons dat God het graag ziet dat wij bewust diegene zijn die omkijken naar de ander.
Gebed: Vader God, help mij vandaag te zien wat u ziet. Help mij vandaag door uw ogen heen te kijken. Help mij vandaag om klaar te staan om de ander te helpen. Amen.