Johannes 10:1 en 9 Waarachtig, ik verzeker u: wie de schaapskooi niet binnengaat door de deur maar ergens anders naar binnenklimt, is een dief of een rover. … Ik ben de deur: wanneer iemand door mij binnenkomt zal hij gered worden; hij zal in en uit lopen, en hij zal weidegrond vinden.
Ik vind het boek van Johannes geweldig om te lezen. Er worden door Jezus heel wat duidelijke uitspraken gedaan: Ik ben het licht, Ik ben de waarheid, Ik ben het brood uit de hemel, Ik ben de weg en Jezus is ook de deur.
Het eerste vers is eigenlijk ‘een open deur’. Dat Jezus hier moet uitleggen dat iedereen die een schaapskooi binnengaat anders dan door de deur niet met de juiste bedoelingen komt, dat lijkt mij logisch. Als we waar dan ook iemand door een raam zien klimmen is mijn eerste gedachte ‘hoort die daar wel?’ Toch zijn er heel veel mensen die graag op een plek willen komen waar ze geen toegang toe hebben omdat het niet van hen is. Dat geldt ook voor de hemel, we willen later allemaal in de hemel komen, maar geloven er nu niet in. ‘Dan maar door het raam’ denken veel mensen of ‘er moet toch een andere weg of manier zijn.’
Jezus geeft in vers 9 eigenlijk de sleutel (en wie wil die niet als je vastloopt en de ingang niet kan vinden). Hij zegt dat Hij de deur is, de toegang, en dat je redding door hem is.
We kunnen blijven zoeken naar een raam, maar missen dat er een deur is die toegang geeft. Jezus is die deur en met Kerst vieren we dat God ons een mogelijkheid heeft geboden en nog steeds biedt om toegang tot God te krijgen. Zoek niet naar een raam, maar neem de deur. Jezus komt met Kerst, dat lijkt mij ‘een open deur.’