Marcus 9:49-50 ‘Iedereen moet met vuur gezouten worden. 50 Zout is goed! Maar als het zout zijn kracht verliest, hoe zullen jullie het zijn kracht dan teruggeven? Zorg dat jullie het zout in jezelf niet verliezen en bewaar onder elkaar de vrede.’
Een moeilijk vers, waarover door theologen gedebateerd wordt: “Iedereen moet met vuur gezouten worden”.
We weten uit de Bijbel dat we door vuur zullen moeten gaan, om in Gods aanwezigheid te komen (Mal. 3:2, 1 Kor. 3:15). Vuur werkt louterend. Het verbrandt die dingen in ons die niet in Gods aanwezigheid thuis horen (hout, stro, aardse dingen) en loutert de dingen die daar wel horen (goud, zilver, heiligheid).
Wanneer wij door moeilijke omstandigheden heen gaan, dan kunnen wij dat beschouwen als een test waardoor wij gelouterd kunnen worden. Jezus zegt hier dat we met “vuur gezouten” moeten worden: dit betekent dat wij smaak en bescherming (twee eigenschappen van zout) ontvangen in en door het vuur.
Een ander vuur waarover dit vers spreekt is het vuur van de Heilige Geest, die over ons moet worden uitgestort om kracht te hebben (Hand. 1:8, 2:1-4). Daarom zegt Jezus dat we de kracht van het zout in ons niet moeten verliezen. Hij wil namelijk dat wij smaak geven aan de wereld om ons heen. Dat wij een pittig getuigenis zijn, gezouten door het vuur heen.