2 Korintiers 1:8b-10 We hadden het zwaar te verduren, zo zwaar dat het onze krachten te boven ging. We vreesden ernstig voor ons leven, 9 we waren er zelfs zeker van dat het doodvonnis al over ons was uitgesproken. Maar juist dat liet ons beseffen dat we niet op onszelf moeten vertrouwen, maar alleen op de God die de doden opwekt, 10 die ons heeft gered en ons opnieuw zal redden uit eenzelfde doodsgevaar. Op hem hebben we onze hoop gevestigd: hij zal ons altijd redden.
Wanneer je gedoopt bent dan is dat een teken van redding (1 Petrus 3:21). Wijst dat teken naar het verleden, of ook naar de toekomst? Beide uiteraard. Je bent schoongewassen van je verleden en hebt de nieuwe kleren van de toekomst aangetrokken.
Toch is noch de doop noch een geloofsbelijdenis die je ooit hebt afgelegd een garantie op je uiteindelijke redding. Jezus zelf zegt namelijk dat alleen hen die tot het einde standhouden gered zullen worden (Matteus 10:22 & 24:13). Redding is dus niet iets automatisch en het “eens gered, altijd gered” gaat niet zomaar op. Er is immers altijd gelegenheid om uit vrije wil af te dwalen en tegen God te kiezen – zoals ook Hebreeën 10 beschrijft.
Betekent dit dat onze redding iets onzekers is? Absoluut niet! God staat altijd klaar om te redden. Het is aan ons om, in alle moeilijke omstandigheden die we misschien meemaken, te vertrouwen en te blijven vertrouwen. Je mag namelijk dit zeker weten: dat hij je heeft gered, dat hij je opnieuw zal redden, en dat hij je altijd zal redden. Gods redding is zeker. Ook voor jou.