Efeziërs 2:8 en 9 Door zijn genade bent u nu immers gered, dankzij uw geloof. Maar dat dankt u niet aan uzelf; het is een geschenk van God en geen gevolg van uw daden, dus niemand kan zich erop laten voorstaan.

Ik kan mij nog goed de stoeipartijen van vroeger met mijn broer herinneren. Hij was sowieso fysiek sterker, dus als het tot stoeien kwam lag ik meestal binnen de kortste keren onderop. Dat ging er nog weleens hard aan toe waardoor ik om ‘genade’ moest roepen en dat ook deed. We waren aan het stoeien en ik was aan de verliezende hand. Ik kon dus geen aanspraak maken op de genade. Daarnaast was het duidelijk dat er fysiek iemand boven op mij zat, daar had ik geen geloof voor nodig. Ik had wel geloof nodig om te weten dat mijn broer mij ook genade zou geven omdat ik hem kende.

Met God werkt het net zo. God biedt ons geloof aan als een geschenk. Geloof dat God bestaat en dat Hij zijn Zoon Jezus heeft gestuurd naar deze aarde om een relatie met Hem te herstellen. Vanuit deze relatie heb ik geleerd dat God een liefdevolle en genadig God is. Ik hoef niets te verdienen door hard mijn best te doen, maar ontvang Gods genade en vrijspraak over mijn leven. Ik kan alleen genade ontvangen als ik geloof dat God in relatie met mij staat. Niet omdat ik dat verdien, maar omdat God zoveel van mij houdt.