1 Timoteüs 6:17 Zeg tegen de rijken dat zij niet trots mogen zijn en niet moeten vertrouwen op hun rijkdom, die slechts een twijfelachtige zekerheid geeft, maar dat zij moeten vertrouwen op de levende God, die ons van alles geeft om ervan te genieten. Zeg hun dat zij hun rijkdom moeten gebruiken om er goed mee te doen.
In Timoteüs vinden we veel antwoorden over omgaan met geld en bezit. Sommigen zeggen dat we maar niet moeten trouwen en van het leven genieten, maar in hoofdstuk 4 leren we dat God al deze dingen heeft gegeven om er dankbaar van te genieten. In 6:6 lezen we dat het leven met God veel opbrengt, als we maar tevreden zijn met wat we hebben.
De valstrik zit hem in het streven naar rijkdom:
1 Timoteüs 6:9 Maar wie graag rijk wil worden, komt al gauw in verleiding en raakt verstrikt in de begeerte naar onnodige en verkeerde dingen, en gaat ten slotte verloren.
Rijkdom geeft een twijfelachtige zekerheid, lezen we in vers 17. Wat moeten we daaronder verstaan? Is het nu een zekerheid? Of is het twijfelachtig? Het gaat erom waar ons vertrouwen ligt. Rijkdom is wankel. God is onwankelbaar. Rijkdom is vliedend, God verlaat ons nooit. Rijkdom heeft wel een zekere waarde, maar die waarde is vooral om:
1) te genieten van wat God ons geeft, en
2) te gebruiken om er goed mee te doen.
Het is dus niet het één of het ander. Het is het één en het ander. We mogen genieten van trouwen, van rijkdom en van alles wat God ons geeft. Én we delen deze rijkdom met anderen om ervan te genieten. We streven niet naar meer rijkdom. We streven naar meer vrijgevigheid.
Geniet daarvan.