Exodus 13:1 De HEER zei tegen Mozes: ‘Wijd alle eerstgeborenen aan mij; alles wat bij de Israëlieten of bij hun vee als eerste de moederschoot verlaat behoort mij toe.’
We brengen naar God wat al van Hem is. Het eerstgeborene van onze oogst. De eerste vruchten. De tienden. Omdat ze al van Hem zijn, geven we het niet. Als we het zouden geven, zou het “van ons” zijn voordat we het “gaven aan God”.
Het is al van God. Net zoals de boom in het midden van de hof niet voor de mens was, zo is het eerste van onze opbrengsten niet voor de mens. En omdat het eerste aan God gewijd is, is al het andere dat ook.
Als het eerste deel van het deeg aan God is gewijd, is al het andere deeg dat ook – Rom. 11:16.
Omdat het van God is, maak ik me zorgen niet als ik het wél breng, maar juist als ik het niet bij Hem breng. Want dan houd ik voor mezelf, wat van Hem is. Als ik het voor mezelf houd, dan ben ik opeens afhankelijk van ik. Ik wil niet afhankelijk van ik zijn. Ik ben alleen afhankelijk van Hem, mijn Goede Herder. Hij zorgt voor mij.
Exodus 13: 1 The LORD said to Moses, “Consecrate all the firstborn to me; everything that first leaves the womb of the Israelites or their cattle belongs to me. “
We bring to God what is already His. The firstborn of our harvest. The first fruits. The tithe. Since they are already His, we don’t give it. If we gave it, it would be “ours” before we “gave it to God.”
It’s already from God. Just as the tree in the middle of the garden was not for man, so the first of our yields is not for man. And since the first is devoted to God, so is everything else.
If the first part of the dough is devoted to God, so is all the other dough. Rom. 11:16.
Because it is from God, I worry not when I do bring it, but when I do not bring it to Him. Because then I keep to myself what is His. If I keep it to myself, I suddenly depend on me. I don’t want to depend on me. I only depend on Him, my Good Shepherd. He takes care of me.