Romeinen 13:1 Iedereen moet het gezag van de overheid erkennen, want er is geen gezag dat niet van God komt; ook het huidige gezag is door God ingesteld.
We leven in een land waar iedereen vooral gelijk moet zijn. Waar we onze leiders, ouders, en leraren met “je” en “jij” aanspreken. Er geen kop boven het maaiveld mag uitsteken of we houwen hem eraf. We vinden het moeilijk om te volgen, en iedereen heeft zijn eigen mening.
Vooral als het gaat om de overheid betekent dit dat we joviaal met agenten omgaan, of als we minder goed in ons vel zitten deze uitschelden of nog erger.
Romeinen 13 is dus geschreven voor ons. Het is geschreven voor jou en voor mij. De Romeinse overheid was geen lieverdje. Toch roept de Paulus de Romeinen op het gezag van hun overheid te erkennen. Want er is geen gezag dat niet van God komt.
Veel mensen hebben hier moeite mee omdat ze positie verwarren met persoon en bestuur met beleid. God vraagt van ons om de positie te erkennen, ongeacht van wie die positie bekleedt en om het bestuur te respecteren, los van of we het eens zijn met het beleid. Je respecteert de positie van je ouders, maar dit betekent niet dat je het overal mee eens hoeft te zijn, of alles moet doen wat zij zeggen.
Wanneer wij het gezag erkennen dat God heeft aangesteld, dan gaat zegen vloeien in onze wereld en zullen wij op onze beurt erkend worden. Daarom prees Jezus het geloof van de Romeinse centurion (bevelhebber over honderd), en noemde Hij het “het grootste geloof in heel Israel”. Dit was omdat deze opperbevelhebber wist hoe gezagsverhoudingen liggen, en hoe God daardoor heen werkt (lees Matteus 8:5-13 hierover).
We sluiten af met deze opdracht uit Romeinen 13:
Geef iedereen wat hem toekomt: belasting aan wie u belasting verschuldigd bent, accijns aan wie u accijns verschuldigd bent, ontzag aan wie ontzag toekomt, eerbied aan wie eerbied toekomt. (vs. 7)