1 Timoteüs 3:15b het huis van God, dat wil zeggen de kerk van de levende God, fundament en pijler van de waarheid.

Het woord ‘kerk’, ‘gemeente’, ‘lichaam van Christus’ en ‘huis van God’ worden door elkaar heen gebruikt. Toch zijn het woorden van gelijke strekking met ongeveer dezelfde betekenis. Dan gaat het niet om de letterlijke betekenis, maar om de strekking van het woord: een groep gelovigen die met elkaar belijden en uitleven dat Jezus de Zoon van God is. Hier wordt in de Bijbel duidelijk uiteengezet wat het ‘huis van God’ nu precies is:

de kerk van de levende God, fundament en pijler van de waarheid.

Belangrijkste is dat wij erkennen dat wij een levende God hebben. Niet een God die vroeger leefde, maar een God die vroeger, nu en in de toekomst leeft. Dat ‘leven’ maakt ook deel van ons wezen uit: we zijn een levende kerk, een gemeenschap in beweging en geen dood saai gebouw.
Wij zijn een fundament van waarheid hier op aarde. Het wezenlijke van een fundament is dat het de basis legt en is voor iets wat daarop gebouwd kan worden. Het is het eerste dat gebouwd wordt en als iets instort het laatste wat nog overblijft. De kerk is daarmee de basis van God hier op aarde, een tastbare aanwezigheid dat God realiteit is door de kerk heen.
Ten slotte zijn wij als kerk ook de pijler van de waarheid. Een pijler is bedoeld als ondersteuning voor een deel van het gebouw en/of het dak. We mogen elkaar en anderen ondersteunen vanuit de waarheid dat Jezus gestorven is voor onze zonden, is opgestaan en weer leeft. Dankzij Jezus (de weg, de waarheid en het leven – Joh 14:6) hebben we weer toegang tot de Levende God.

Mensen wat ben ik blij te mogen behoren tot het huis van God.