Johannes 10:30 ‘Ik en de Vader, Wij zijn één.’(WV)
De eenheid van God is waar de Joden (en ook wij nu) wat moeite mee hebben, want hoe kan iets één zijn en toch uit drie bestaan? Ik vergelijk het altijd met watermoleculen. Watermoleculen in koude vorm zijn zichtbaar als ijs, bij kamertemperatuur als vloeibaar water en bij het kookpunt zichtbaar als stoom. Ze hebben allemaal dezelfde eigenschappen alleen is de verschijningsvorm anders. Zo bestaat God uit drie (de Vader, de Zoon en de Heilige Geest) en is toch één.
Jezus onthulde al eerder zijn verbondenheid met de Vader: ze hebben hetzelfde doel, hetzelfde gezag, hetzelfde oordeel, dezelfde werken, dezelfde woorden; maar hier gaat Hij nog een stap verder en bevestigt dat de Vader en Hij een wezenlijke eenheid vormen (het woord één is onzijdig en geeft niet aan dat Jezus en de Vader een en dezelfde persoon zijn, maar dat ze dezelfde goddelijke natuur hebben en één zijn in hun wil en geest).
God heeft een relatie in zichzelf. Wij zijn geschapen naar Gods beeld en daarmee dus ook relationele wezens. De mens bestaat ook uit drie maar is toch één: geest, ziel en lichaam. Je kunt niet een van deze elementen weghalen en nog steeds zeggen dat je dan een mens hebt. Probeer maar eens een onderdeel te verwijderen en te zien wat je over houdt.
Zo kun je ook geen deel van God verwijderen zonder God geweld aan te doen. Jezus en de Vader zijn één.