Matteüs 26:48 Met [de hogepriesters en de oudsten van het volk] had [Judas] een teken afgesproken. ‘Degene die ik kus,’ had hij gezegd, ‘die is het, die moet je gevangennemen.’
Toen ik klein was had je op de televisie grote spelshows. De hele familie ging daar voor zitten. In één van de spelshows zat een ‘raad welke bekende Nederlander er in de box zit’ spel. Er werd een schaduw getoond en er konden vragen gesteld worden die alleen met ‘ja’ en ‘nee’ en een verdraaide stem werden beantwoord. Dit alles was nodig om te voorkomen dat de bekende persoon meteen bij opkomst herkend zou worden. Ik vond het altijd spannend wie er in de box zat.
Vreemd dat Judas hier via een kus aan moet wijzen wie Jezus is. Iedereen wist wie Jezus was. Hij was een bekend figuur. En toch is het nodig dat Judas Hem kust. Judas kust Jezus, komt daarmee heel dichtbij en kan Hem zelfs ruiken. Ogen zijn niet belangrijk als je kust. Judas is zo vaak in de nabijheid van Jezus geweest dat hij zich niet kan vergissen: dit is Jezus. Daarna neemt Judas weer afstand: deze vriendschap met Jezus wil hij niet.
Soms vinden wij het lastig om Jezus te zien, maar Hij nodigt ons uit om heel dichtbij te komen. Pas dan in die nabijheid maken we echt contact met Jezus. Raakt Hij ons aan, ruiken we zijn vertrouwde geur. Deze ‘geur’ van Jezus zegt: ‘Bij Mij ben je veilig. Ik hou van jou. Ik zal voor jou zorgen. Blijf bij Mij.’ Hij legt Zijn arm om je heen, raakt je aan en omarmt je.
Wil jij in de aanwezigheid van Jezus blijven? Vind jij het fijn om bij Hem te zijn? Of voldoet Jezus niet aan jouw wensen en verlangens en stoot je Hem af?