1 Korintiërs 2:11 en 12 Wie is in staat de mens te kennen, behalve de geest van de mens? Zo is alleen de Geest van God in staat om God te kennen. Wij hebben niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest die van God komt, opdat we zouden weten wat God ons in zijn goedheid heeft geschonken.
In onze maatschappij wordt kennis en goed kunnen praten als een belangrijke competentie beschouwd. Daarnaast willen we graag de geheimen hiervan doorgronden en zoeken we naar theorieën en wetmatigheden die verklaren waarom de wereld in elkaar zit zoals deze is. Dat was ook het geval in de stad Corinthe in de tijd van Paulus. De stad was het centrum van wijsheid en (mystieke) kennis, redeneren en filosoferen in die tijd. Graag willen we allerlei geheimen en vooral mystieke geheimen kennen. Paulus speelt daar dus erg mooi op in, maar zijn redenatie is erg eenvoudig:
– God heeft een geheim dat Hij wil openbaren (en jij wilt dat weten).
– Jij weet beter dan wie dan ook wie jij bent, wat je diepste gedachten zijn en waarom je doet zoals jij doet.
– God weet het beste wie hijzelf is.
– Wij kunnen de Geest van God ontvangen die alle geheimen van God zelf kent, zodat we weten wat Hij aan ons heeft gegeven in Zijn goedheid.
Pas als jij de Geest van God toelaat in je leven zul je begrijpen dat Jezus voor jouw zonden gestorven is en wat de waarde van jouw relatie met God is. Zonder God is jouw wijsheid dwaasheid. Met God ben je wijzer dan alles in de wereld. Spreek daarom niet over theorieën maar vooral over wat jouw relatie met God betekent voor jouw leven. Dan heb je geen kennis, wijsheid of slimme verkoopverhalen nodig, maar zal de Geest van God de ander overtuigen (1 Korintiërs 2:4)