1 Korinthiers 4:5 Houd dus op te oordelen en wacht de tijd af dat de Heer komt, omdat hij het is die aan het licht zal brengen wat in het duister verborgen is en zal onthullen wat de mensen heimelijk beweegt. En dan zal God het zijn die ieder de lof geeft die hem toekomt.
Ieder jaar wordt er met carnaval één of meerdere mensen geridderd tot ‘ridder met de zachte G’. Met Koningsdag is er weer de jaarlijkse uitreiking van de lintjes. En, al zijn wij Nederlanders bekend met het gezegde “doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg”, we vinden het allemaal geweldig om te horen dat we het goed hebben gedaan. Liefst willen we dat anderen zien wat voor een geweldige dingen wij gedaan hebben en daar door anderen (die wij hoger achten dan onszelf) voor beloond worden.
Ook in de christelijke wereld zeggen we misschien: “aan God alle eer”, maar vinden we het stiekem erg plezierig dat wij de eer krijgen voor iets dat we hebben gedaan in of namens de kerk. Sterker nog, als we die eer niet krijgen of iemand anders wordt wel genoemd, dan kunnen we makkelijk beledigt zijn. We zeggen dat we het voor God doen, maar onze motivatie kan heel anders zijn. Ook in de kerk zijn wij soms net gewone mensen zoals in de wereld leven.
Voor het ontvangen van de eer die we denken te verdienen zullen we als christenen moeten wachten tot God die aan ons geeft. Dat is meteen de hoogste eer. Niemand kan mij nog meer lof geven dan God. Niet de kringleider, oudste, pastoor, diaken, dominee of paus. Er is geen hogere instantie dan God. En tot die tijd wil ik God alle eer geven die Hem toekomt.