Genesis 50:20 Jullie hadden kwaad tegen mij in de zin, maar God heeft dat ten goede gekeerd, om te bewerken wat er nu gebeurt: dat een groot volk in leven blijft.
De oprichter van onze kerkbeweging, pastor Phil Pringle, heeft een boek geschreven getiteld “But God” (“Maar God”). Het boek gaat over de vele keren in de Bijbel dat een situatie onomkeerbaar lijkt en dat er staat, “maar God…”, zoals:
… Maar God zei: ‘Nee, je vrouw Sara zal je een zoon baren’. (Gen. 17:19)
… Maar God leverde hem niet aan hem uit. (1 Sam. 23:14)
… Maar God heeft hem uit de dood doen opstaan. (Hand. 3:15)
… Maar God is betrouwbaar. (Rom. 3:4)
Het ‘maar’ van God is groter dan het ‘mogelijke’ van mensen. Het ‘maar’ van God kijkt verder dan de horizon van onze visie.
Gods maar is groter dan het kwaad dat Jozefs broers tegen hem in de zin hadden. God keerde dit kwaad ten goede om niet alleen Jozef, maar zelfs zijn eigen broers (de veroorzakers van het kwaad) te redden, door ze via Jozef te bevrijden van een zekere hongerdood. Daardoor werd een heel volk gered, konden ze zich vestigen in het vruchtbare Egypte, waardoor ze groeiden van enkele tientallen mensen tot een miljoenenbevolking tegen de tijd dat Mozes ze tijdens de uittocht (Exodus) bevrijdde.
Als je denkt dat het kwaad heeft gewonnen, werp je dan op God. Stop met mitsen en maren, want zijn ‘maar’ heeft het laatste woord.