Numeri 14:9 Maar verzet u dan niet tegen de HEER en wees niet bang voor de bevolking van het land: die vermorzelen we met gemak. Zij hebben niemand die hen beschermt en wij worden bijgestaan door de HEER. Wees dus niet bang voor hen.
Gisteren lazen we over de menselijke “maar”: “Maar daar staat tegenover dat de bevolking van dat land sterk is” (Num. 13:28). Dit was de “maar” van 10 van de 12 verkenners die erop uit waren gestuurd om te gaan kijken wat de situatie was in het land van belofte. Ze kwamen met menselijke redeneringen en natuurlijke omstandigheden.
Vandaag kijken we naar de “God maar” die wordt uitgesproken door 1 van de 2 die er wél in geloofden: Jozua (de andere was Kaleb). Hij zegt hier “Maar verzet u niet tegen de Heer en wees niet bang”.
Angst is de tegenpool van geloof, en ongehoorzaamheid is gelijk aan ongeloof. Het volk was ongehoorzaam vanuit angst en verzette zich tegen de Heer door te vertrouwen op menselijke omstandigheden. Jozua zag echter het onmogelijke. Hij zag de God die groter was dan de reuzen. Hij leefde in geloof.
Mensen die leven in geloof worden vaak weggehoond of uitgelachen. Er wordt dan gauw gezegd, “doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg”. Toch zullen gewone daden nooit de wereld veranderen. Alleen buitengewone, schier onmogelijke daden, veranderen de wereld. Waarom? Jozua geeft het antwoord. Lees het zelf maar.