Daniël 4:1-3 Proclamatie van koning Nebukadnessar aan alle volken van alle talen ter wereld: Ik wens u vrede toe! 2 Het is mijn uitdrukkelijke wil u allemaal op de hoogte te brengen van de wonderen die God, de Allerhoogste, mij heeft laten meemaken. 3 Wat een grote wonderen en machtige daden verricht Hij! Zijn koningschap is onvergankelijk en Hij regeert over alle generaties.
De lofprijs die de koning Nebukadnessar hier aanheft is opmerkelijk te noemen. Hij was een grote koning die de macht aan zichzelf toeschreef. Maar God verstootte hem van zijn troon, vanwege zijn hoogmoed. Zeven jaar lang werd de koning als een koe. Bijna letterlijk:
“Hij werd verstoten en at gras als de koeien en zijn lichaam werd nat van de dauw. Zijn haren werden zo lang als arendsveren en zijn nagels als vogelklauwen. Na verloop van zeven jaar keek Nebukadnessar omhoog naar de hemel en zijn verstand keerde terug. Toen prees en aanbad hij de Allerhoogste…” (vers 33-34)
Daarna begint de koning God te prijzen en te danken.
Stel je voor dat jij van een troon van hoogmoed wordt verstoten… Alles wat je hebt opgebouwd in je leven wordt van je afgenomen. Je leeft als een gek op straat. Zou je God dan kunnen danken daarvoor? Wel als die vernedering leidt tot een oprechte inkeer. Wel als je inziet dat, ook al heb je alles, je leven niets is zonder God. Wel als je bedenkt dat God je redde van de materialistische en hoogmoedige ondergang. Dat besef drong door bij deze koning.
Aan het eind van zijn leven keert hij zich tot God en zegt hij dit: “Nu prijs en loof en verheerlijk ik, Nebukadnessar, de Koning van de Hemel. Hij is oprecht en leidt ons op juiste en goede wegen. Hij bezit de macht hoogmoedigen te vernederen!” (vers 37).
Toch had de koning zeven jaar van vernedering kunnen voorkomen. Hij kreeg zelfs een droom die door Daniël aan hem werd uitgelegd: “Majesteit, luister daarom naar mijn advies. Maak een einde aan het onrecht en de zonde in uw leven en wees rechtvaardig. Heb medelijden met de armen. Misschien zal God u dan nog langer voorspoed geven.” (vers 27). Met andere woorden: als u zich bekeert, zal deze vernedering niet gebeuren koning. Toch bekeerde de koning zich niet.
We zien hieruit dat er twee manieren zijn om te buigen voor God: de eerste manier is dat je jezelf nederig opstelt. Op die manier voorkom je de tweede manier: dat je vernederd wordt. Sta God toe om die dingen van je af te halen die niet goed voor je zijn. Buig je voor zijn almacht. Doe dit niet nádat je door hem bent vernederd, maar stel jezelf allereerst nederig op.
God heeft namelijk altijd het laatste woord.