Amos 9: 7 Zijn jullie voor mij soms meer dan de Nubiërs, Israël? – spreekt de Heer. Ik heb jullie uit Egypte weggeleid, maar ook de Filistijnen uit Kreta en de Arameërs uit Kir.
‘Hoezo denk je dat je meer (of minder) bent voor mij dan een ander? Ga je jezelf nu echt vergelijken met anderen?’
Hoe lastig is dat. Wanneer je om je heen ziet dat anderen het beter (lijken) te hebben dan jij. Dat ze meer hulp krijgen, een betere baan, partner, salaris of gezondheid. Waarom zij wel en ik niet? Ben ik niet goed genoeg? Of, ook een goeie: Ik doe zo mijn best, ik heb dat toch ook verdient!?
Het is dan makkelijk om deze conclusie bij de Heer neer te leggen. ‘Hier Heer. Waar blijft mijn…..!?’
Misschien zit hier wel het punt van Gods Liefdevolle ‘frustratie’! Hoezo meer of minder? Ik houd van al mijn kinderen. Allemaal zijn ze Mijn Geliefde Dochter en Zoon. De een niet meer en de ander niet minder. Ik ben tenslotte voor jou gestorven. Uit Liefde. Heb je niks voor hoeven doen. Jij niet en de ander ook niet. Mijn Liefde is voor mijn kinderen allemaal gelijk. Net zoals Mijn beloften. Die zijn net zoveel en groot voor de ander als voor jou. Geloof Mij. Daar mag je Mij op vertrouwen. Jij bent mijn geliefde kind. Niet meer en niet minder.