Matteüs 15:23,28 ‘Zij loopt steeds achter ons aan te schreeuwen,’ zeiden zij. (…) ‘Wat hebt u een groot geloof!’ zei Jezus tegen haar.
De vrouw schreeuwt naar Jezus en zijn leerlingen. Jezus noemt haar een hond, zegt dat ze een vreemdeling is. Discrimineert haar vanwege haar afkomst.
Maar haar dochter is ziek.
Een moeder doet alles voor haar dochter. Ook al wordt ze gediscrimineerd, beledigd en afgeserveerd. Haar geloof gaf haar een groot incasseringsvermogen. Een onvermogen om zich door Jezus beledigd en gekwetst te voelen. Het was geloof zoals geloof hoort te zijn: niet te stoppen, niet te kwetsen, niet tegen te houden. Zo’n geloof noemt Jezus ‘groot’. Een ongepast geloof. Een geloof wat achter Jezus en zijn kerk aan schreeuwt. Een geloof waar de leerlingen gek van worden.
Wanneer wij vast zitten, hoe groot is dan ons geloof? Breken wij het dak van de kerk open om een vriend voor Jezus’ voeten te laten zakken? Weigeren wij beledigd en afgeserveerd te worden, nota bene door Jezus zelf? Raken wij het kleed van Zijn zoom aan, omdat wij weten dat er kracht van uitgaat? Komen wij als enige naar voren tijdens een oproep in de kerk, onaangetast door wat anderen denken? Zo’n groot geloof wordt door God altijd beantwoord. Hij is er gevoelig voor. Hij is gevoelig voor ongepast, onaangepast en onaangetast geloof.
Gebed
“Heer, help mij zo wanhopig te zijn voor doorbraak dat ik me door niemand laat tegenhouden voor een goddelijke doorbraak, zelfs niet door U of Uw kerk. Amen”