Matteüs 2: 9-11 De magiërs gingen op weg, en nu ging de ster die ze hadden zien opgaan voor hen uit, totdat hij stil bleef staan boven de plaats waar het kind was. Toen ze dat zagen, werden ze vervuld van diepe vreugde. Ze gingen het huis binnen en vonden het kind met Maria, zijn moeder. Ze wierpen zich neer om het eer te bewijzen. Daarna openden ze hun kistjes met kostbaarheden en boden het kind geschenken aan: goud en wierook en mirre.

Achteraf is het makkelijk praten: “ik zou ook op weg zijn gegaan om baby Jezus te zoeken en hem allerlei cadeaus te geven”. Deze magiërs wisten niet dat dit om Jezus ging, maar waren al jaren de hemel aan het bestuderen en nu gebeurde er iets bijzonders. Een koningsster was zichtbaar.

Nu is het zien van van iets waar al jaren naar zoekt geweldig, maar moet wel gevolgd worden door een stap in geloof om het ook echt te ontmoeten. Dat wat jij hebt gezien (zonder het echt te zien) zoveel betekent dat je gelooft dat waar je naar op zoek gaat ook echt vindbaar is. Je bereid je voor, neemt cadeaus mee en gaat op weg. Er vormt zich een beeld van waar je dit Koningskind gaat vinden en ontmoeten en dan …  zou een desillusie kunnen volgen omdat het niet in een paleis is, maar in een stalgrot. Binnen zien ze een eenvoudig echtpaar en een baby in een kribbe. “Zou dit een Koningskind zijn?” En twijfel slaat toe.

Waar ga jij heen om Jezus te ontmoeten. Wanneer laat jij je ontmoedigen? Ga je op weg? Heb jij zoveel geloof dat je Hem zult vinden dat het niet uitmaakt waar dat is en hoe dat er uit zal zien?

Bereidt je voor op een ontmoeting met Hem en ga op weg. Deze ontmoeting zal je leven veranderen!