Job 31:23b Want juist vanwege de majesteit van God heb ik al die misdaden nooit begaan.

Job was een rechtvaardig man. In dit hoofdstuk beschrijft hij hoe hij voor de wezen en weduwen heeft gezorgd. Hoe hij God heeft aanbeden en afgoden vermeden. Hoe hij omgegaan is met geld en bezit.

Het interessante is de reden dat Job nooit misdaden beging en altijd het juiste probeerde te doen: het was niet de liefde voor God, maar de majesteit van God.

Waarom is dat interessant?

Is het namelijk niet zo dat wanneer je thuis bent, met de mensen die onvoorwaardelijk van je houden, je sneller ‘misdaden’ begaat dan wanneer je op bezoek bent bij de Koning of de minister-president? Macht en majesteit boezemen ontzag in. Je gedraagt je doordat je in aanwezigheid van de Koning bent. Maar thuis, temidden van geliefden, ben je al gauw ‘jezelf’ en gooi je er wel eens wat uit wat je nooit in aanwezigheid van een majesteit zou zeggen.

Als christen horen we veel over de liefde van God. En dat zouden we moeten blijven horen. Maar het is niet de liefde van God die je helpt op het rechte pad te blijven. Het is je ontzag voor de grootsheid van God. Ik heb het niet over bang zijn voor God maar over wat David bedoelde toen hij schreef:

Psalm 25:14 

De HEER is een vriend van wie hem vrezen,
hij maakt hen vertrouwd met zijn verbond.

Heb jij een gezond ontzag voor de majesteit van God? David zei dat je dichtbij God kan zijn, als vriend, wanneer je je realiseert in Wiens aanwezigheid je staat. De Koning. Hoe bijzonder is dat. Hij is zo machtig, maar toch je vriend. Dat boezemt ontzag in. Dat helpt je het juiste te blijven doen.