Genesis 12:8b Hij [Abram] bouwde er een altaar voor de HEER en riep er Zijn naam aan.
Ik vraag mij wel eens af: ‘wie zou Abram over God verteld hebben? En wie heeft aan hem uitgelegd hoe je een altaar moet bouwen. Hoe weet Abram wie God is?’. Ik krijg namelijk sterk de indruk dat na de ‘torenbouw van Babel’ de mensen ook God verlaten hebben. En dan lees je plotseling in de geschiedenis dat de HEER tegen Abram spreekt (Gen 12:1). Geen enkele introductie en Abram, inmiddels 75 jaar oud en getrouwd, verlaat zijn vaderland met alles en iedereen en volgt de opdracht van God.
Oké, er zijn meer mensen in de geschiedenis hiervoor tegen wie God spreekt. Maar dan lees ik dat Abram de naam van de HEER aanroept (vs 8b). Kennelijk kende Abram die naam! Ik stel mij zo voor dat zijn overoveroveroveroveroverover grootvader Noach (bij de geboorte van Abram bijna 900 jaar) aan Abram het verhaal van zijn roeping vertelde. Over de bouw van de ark die wel 100 jaar duurde. Over de regen die Noach daarvoor nog nooit had gezien, de zondvloed en de bouw van een altaar na de zondvloed. En over de stem van God en het geloof in het onmogelijke. Abram hing waarschijnlijk aan zijn lippen. Of misschien was het wel de zoon van Noach, Sem die het van dichtbij had meegemaakt. Misschien had iemand anders de naam van God wel aan Abram doorgegeven, we zullen het waarschijnlijk nooit zeker weten.
Abram kende in ieder geval de naam van de HEER. Abram was bekend geraakt met God. God had met Abram gesproken en Abram mocht naar een nieuw land trekken. God zou hem zegenen, net zoals hij Noach had gered en gezegend.
Gods naam is niet zomaar iets, het drukt uit wie en hoe Hij is. God heeft ook ons Zijn naam gegeven. We mogen hem aanroepen, net als Abram! Zijn zegen geldt ook voor ons. Geef die naam door!