1 Timoteüs 6:17 en 18 Draag de rijken van deze wereld op niet hoogmoedig te zijn en hun hoop niet in zoiets onzekers te stellen als rijkdom, maar op God, die ons rijkelijk van alles voorziet om ervan te genieten. En draag hun op om goed te doen, rijk te zijn aan goede daden, vrijgevig, en bereid om te delen.

Geld is aan te wenden op een manier waaraan door voor- en tegenstanders weinig aandacht wordt gegeven.
Voor degene die geld hebben volgt een waarschuwing niet te vertrouwen op onzekere rijkdom en door je rijkdom niet hoogmoedig of arrogant te worden (prima advies).
Degenen die geen geld hebben willen maar graag de aandacht vestigen op het gedeelte waarin staat dat rijken goed moeten doen en vrijgevig moeten zijn (ook een goed advies). Zij staan al met de handen klaar om het geld te ontvangen.
Op zich zelf zijn beide adviezen goed, maar gaat het uiteindelijk om de grondhouding van de rijken en de minder rijken (als je over de Nederlandse situatie praat). De gerichtheid moet niet het geld zijn maar God. Degenen die minder hebben moeten tevreden zijn met wat ze hebben (vs 6) en degenen die rijk zijn moeten hun hoop stellen in God, die zekerheid biedt, vrijgevig zijn én genieten van alles wat God hen geeft (vs 16).

We moeten rijkdom daarmee dus niet verwarren met welvaart. God wil dat het jou in alle opzichten welgaat en dat je welvarend bent (3 Johannes 1:2). Jou gerichtheid op God is daarmee de eerste stap van je welvaart. Welvaart kan leiden naar rijkdom. Maar rijkdom is daarmee nog niet rijk zijn.

Wie geniet van God, van wat hij heeft en vrijgevig is, die is rijk.