Galaten 4:31
Nu, broeders en zusters, wij zijn geen kinderen van de slavin, die zich aan de wet moeten houden. Nee, wij zijn kinderen van de vrije vrouw.
Veel christenen leven nog zoals de christenen in Galatië. Ze beoordelen hun relatie met God en hun acceptatie door God op basis van hoe “goed” ze christen zijn. Wanneer ze op een dag weinig gezondigd hebben voelen ze zich goed. Wanneer ze weinig Bijbel gelezen hebben slecht. Deze maatstaf is “killing” en is niet het juk waaronder je nog langer hoeft te leven.
Niet de wet zal je vrijmaken, maar de genade. Hier in hoofdstuk 4 van de brief aan de Galaten maakt Paulus opnieuw duidelijk dat we slaaf zijn van de wet, óf slaaf van God. Iemand die slaaf is van de wet meet zichzelf continu aan de wet. Iemand die slaaf is van God is gestopt met meten en is begonnen met “meeten” (ontmoeten in het Engels).
Hoe kun je zien of je een slaaf bent van de wet? Door te kijken naar hoe vaak je je schuldig voelt over zaken waarvan je bevrijd bent. Vorige week waren we bijvoorbeeld als kerk drie dagen aan het vasten en bidden. Iemand die een slaaf is van de wet zal zich schuldig voelen wanneer hij een afspraak die hij met zichzelf heeft gemaakt breekt. “Oeps, ik zou geen lunch eten en nu heb ik toch een boterham gehad. Nu voel ik me schuldig over mezelf”.
Zo’n levensstijl volgt de letter en niet de geest. Het doodt, en maakt niet levend. Het bindt in plaats van dat het bevrijdt.
Maar een slaaf van God is vrij. Vrij om te ontmoeten, vrij om te zijn, vrij om te mogen.