Handelingen 22:16 “Wat aarzel je dan nog? Sta op, laat je dopen en je zonden wegwassen, terwijl je zijn naam aanroept.”
We zien in deze opdracht aan de pasbekeerde Saulus drie belangrijke elementen van het volgen van Jezus in de doop:
Allereerst dat wij wanneer we God willen volgen, wij voorbij onze aarzeling moeten. Wanneer Hij je roept iets te beginnen, iets te zeggen, iets te geven of iets te doen, dan kunnen wij aarzelen. Dat is normaal. Echter, de volger die door wil zal voorbij zijn aarzeling moeten treden. Degene die doorbraak wil zal niet aarzelen zich te laten dopen, maar zich overgeven.
Ten tweede zien we dat de doop onze zonden wegwast. Het is niet slechts een symbool daarvan, het gebeurt daadwerkelijk. Daarom is de doop zo belangrijk; er gebeurt op dat moment meer dan een symbool, maar er vindt een verklaring plaats in de hemelse gewesten: “deze man, vrouw, is gewassen en gered!”. We lezen dit ook in Petrus waar hij schrijft dat het water van de doop ons daadwerkelijk redt (1 Pet. 3:21).
Ten derde zien we dat degene die gedoopt wordt hier zelf voor moet kiezen: “sta op”, “laat je dopen”, “terwijl je zijn naam aanroept”. Degene die gedoopt wordt is degene die de naam van zijn Heer uitroept. Hoe fijn het ook is als ouders Gods naam over hun kind uitroepen terwijl ze hun kind ten doop houden, God wacht erop dat datzelfde kind Zijn kind wordt, wanneer het zelf Zijn naam aanroept.
Wel is er een belangrijke actie weggelegd voor ons die al gedoopt zijn: wij doen de oproep aan hen die aarzelen: “Wat aarzel je nog, sta op, laat je dopen!”