Johannes 13:3-5 Jezus, die wist dat de Vader hem alle macht had gegeven, dat hij van God was gekomen en weer naar God terug zou gaan, stond tijdens de maaltijd op. Hij legde zijn bovenkleed af, sloeg een linnen doek om en goot water in een waskom. Hij begon de voeten van zijn leerlingen te wassen en droogde ze af met de doek die hij omgeslagen had.
Meestal wordt tijdens het lezen van dit stukje de nadruk gelegd op de dienstbaarheid van Jezus en het voorbeeld dat Hij stelt om te volgen (vs 16). Natuurlijk is het goed om dienstbaar te zijn en Jezus geeft hier ook aan dat welke functie, titel of status je ook hebt, je elkaar dienstbaar moet zijn. Het belangrijkste is echter dat Jezus wist wie Hij was. Hij heeft alle macht in de hemel en op aarde gekregen. Hij kwam van God en is daar weer naartoe gegaan. Er was bij Jezus geen enkele twijfel wie Hij was. En juist daarom maakte het niet uit de Hij zich als een dienaar liet zien. Zijn identiteit was en is namelijk niet afhankelijk van wat Hij doet, maar van wie Hij weet dat Hij is.
Zorg dat jij ook weet wie je bent en dat jij je identiteit aan God ontleend. Hij zegt dat jij zijn kind bent. Een koningskind dus. Als jij weet wie je bent, maakt het eigenlijk niet zoveel uit wat je doet omdat jouw identiteit daarvan niet afhankelijk is.