Exodus 4:1 en 2 Weer maakte Mozes bezwaar. ‘Ze zullen me vast niet geloven en niet naar me luisteren,’ zei hij. ‘Ze zullen zeggen: “De HEER is helemaal niet aan jou verschenen.”’ 2De HEER vroeg: ‘Wat heb je daar in je hand?’ ‘Een staf,’ antwoordde Mozes.
Misschien ken je wel zo’n moment waarop iemand jou vraagt iets te doen waarvan jij denkt dat je het niet kan. Je baas vraagt iets maar jij zegt: misschien moet je iemand zoeken die dit beter kan … Of vraagt je partner je om een klusje te doen: ja maar ik heb daar niet het juiste gereedschap voor.… Allemaal bezwaren die uitgaan van menselijk perspectief.
God vraagt aan Mozes om zijn volk te bevrijden, maar Mozes ziet alleen maar problemen. Waarmee overtuig ik Farao, ik kan niets en ik ben ook niet zo’n goede spreker.
God vraagt niet naar wat je niet kunt maar wat je wel hebt en kunt inzetten om in te zetten in geloof. In het geval van Mozes was het een staf … en hij bevrijde een heel volk. Bij Gideon was het 300 mannen en hij won een veldslag tegen een groot volk. In het geval van de jongen in het nieuwe testament was het vijf boterhammen en twee vissen … en 5.000 mensen werden gevoed
God neemt wat je wel hebt (maar niet voldoende is) en maakt het samen met jouw geloof groot genoeg om in te zetten in voor ons onmogelijke situaties. Wat heb jij in je hand?