Genesis 35:20-21 20 Jakob zette een stenen monument op haar graf, dat daar tot op heden staat. 21 Israël zette de reis voort en sloeg zijn kamp op bij de Toren van Eder.
Als je deze twee verzen op zichzelf staand leest, lijkt het net alsof het hier gaat om twee verschillende personen. In zekere zin is dat waar. Het betreft hier echter dezelfde man: Jakob, de oude persoon, die Israël, de nieuwe persoon, wordt*.
In één vers begint hij het gebruik van zijn oude naam stop te zetten, en begint hij zichzelf Israël te noemen. Niet toevallig dat dit direct na een begrafenis gebeurt. Het lijkt wel alsof Jakob met Rachel ook zijn oude ik heeft begraven. Niet langer lezen we “Jakob ging”, maar nu is het plots, “Israël zette zijn reis voort”.
God heeft jou en mij ook een compleet nieuwe identiteit gegeven, toen wij opnieuw werden geboren. Door de doop heb je bezegeld dat je oude ik in het watergraf is achtergebleven. Laat hem daar dan ook achter. Verander je naam. En zet een bordje bij dat water:
“NIET VISSEN”
Rakel het verleden niet meer op. Je bent voor eeuwig anders. Nu al.
*We zagen al eerder dat zijn naam werd veranderd (Gen. 32): http://www.bijbelkracht.nl/2015/10/20/ik-ben-esau/